| Uitzendkrachten | Werklozen | Zwangere vrouwen | Overigen |
2007 | 183.900 | 32.800 | 65.000 | 58.500 |
2008 | 170.100 | 20.600 | 68.900 | 67.600 |
2009 | 122.300 | 22.000 | 70.100 | 78.800 |
2010 | 96.300 | 28.600 | 77.500 | 78.800 |
2011 | 87.400 | 28.400 | 77.000 | 80.600 |
2012 | 72.800 | 29.800 | 77.000 | 80.300 |
2013 | 23.600 | 32.200 | 73.600 | 81.600 |
2014 | 17.000 | 39.200 | 72.800 | 73.500 |
2015 | 18.600 | 39.400 | 69.500 | 76.700 |
2016* | 24.100 | 41.500 | 75.800 | 94.600 |
2017 | 26.200 | 38.800 | 75.600 | 111.100 |
- *Als gevolg van een verbeterde rekenmethode zijn deze cijfers bijgesteld.
In 2017 zijn 6% meer Ziektewet‑uitkeringen toegekend dan in 2016: 251.700 tegenover 236.000. Het vangnet van de Ziektewet is onder meer bedoeld voor zieke werklozen en zieke uitzendkrachten. Zij hebben geen werkgever die voor hun verzuimbegeleiding en re‑integratie verantwoordelijk is. UWV begeleidt deze mensen op sociaal‑medisch gebied, zoals de werkgever en de arbodienst dat doen voor de werknemers van reguliere werkgevers.
De meeste Ziektewet‑uitkeringen werden toegekend aan zwangere vrouwen die voor of tijdens hun zwangerschapsverlof ziek werden (30%) en aan alle flexwerkers tezamen (ook 30%). Verder ging het om zieke WW’ers (ruim 15%), mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering die werken en in aanmerking komen voor de zogenoemde no‑riskpolis (ruim 22%), vrijwillig verzekerden (2%) en overige categorieën (0,2%).