Alle handelingen van UWV moeten rechtmatig zijn, in overeenstemming met de relevante wet- en regelgeving. Om de rechtmatigheid van de uitkeringsverstrekking te toetsen, worden afwijkingen gekwantificeerd en afzonderlijk gewogen en weergegeven. We maken daarbij onderscheid tussen financiële fouten en onzekerheden, waarover afzonderlijk verantwoording moet worden afgelegd indien deze in het verslagjaar zijn geconstateerd.
Bij een financiële fout kunnen we vaststellen wat de fout is en wat het financiële gevolg is. Het voorlopige percentage financiële fouten over de eerste 3 kwartalen van verslagjaar 2018 (de periode 1 oktober 2017 tot 1 juli 2018) bedraagt 0,7. Dit is het gewogen UWV‑percentage over alle wetten. Dit cijfer geeft de stand van zaken weer nadat driekwart van de steekproef voor verslagjaar 2018 is gecontroleerd. Het gaat dus om voorlopige cijfers: nog niet alle bevindingen zijn definitief afgehandeld.
Wanneer er onvoldoende controle‑informatie is om de rechtmatigheid van de steekproefpost vast te stellen, wordt deze als onzeker aangemerkt. De UWV‑brede onzekerheid tot en met het derde kwartaal van verslagjaar 2018 bedraagt 0,1%. Deze wordt grotendeels veroorzaakt door onzekere posten bij WIA, WW, Ziektewet, Toeslagenwet en Kaderwet SZW‑subsidies.
In onderstaande tabel zijn de percentages financiële fouten en onzekerheden voor de verschillende wetten weergegeven.
Het UWV‑brede foutpercentage stijgt ten opzichte van het jaarcijfer over 2017.
De foutpercentages dalen voor de WIA, WW en Kaderwet SZW‑subsidies.
De WW-uitkeringen maken circa 24% uit van het totaalaantal UWV-uitkeringen. Het WW‑foutpercentage heeft daardoor een relatief grote impact op het UWV‑cijfer.
De foutpercentages stijgen voor de Wajong, Wazo, Ziektewet en Toeslagenwet.
Het foutpercentage voor de Ziektewet is ten opzichte van het jaarcijfer over 2017 met 1,8 procentpunt toegenomen tot 3,5%. Fouten in de dagloonberekening en vooral fouten bij de aftrek van verdiensten hebben een groot aandeel in dit foutpercentage. Het foutpercentage voor de Toeslagenwet is met 1,4 procentpunt gestegen tot 2,1%. Hierbij gaat het vooral om inkomsten van (de partner van) de verzekerde die niet in mindering zijn gebracht op de toeslag.